ISBN

9789493138780

 22,50

Vlaamse meiden en muzen

Auteur: Stefaan van den Bremt Emile Verhaeren

In 1879, toen hij nog rechten studeerde in Leuven, had Verhaeren aan een medestudent toevertrouwd: ‘Al die gedichten die me door Vlaanderen worden ingegeven zou ik willen toerusten met de weelderige gezondheid, de zwoele wellust, die Jordaens in heel zijn oeuvre zo dik in de verf heeft gezet.’ In 1881 vestigt Verhaeren zich als pas afgestudeerd doctor in de rechten in Brussel en loopt er stage bij de befaamde advocaat en schrijver Edmond Picard. De dichter verkeert vaker in de musea dan in het Paleis van Justitie. Dankzij Picard leert hij de schrijver Camille Lemonnier (1844-1913) kennen die in 1881 met de roman Un Mâle zijn reputatie bevestigt als
Belgische Zola. Lemonnier, die telg van een Vlaamse moeder en een Waalse vader, had in 1869 met zijn debuut Nos Flamands het Franstalig Belgische literaire wereldje in rep en roer gebracht. Dit pamflet liep hard van stapel tegen de platvloerse Belgische zeden, waarvoor hij de Franse invloed verantwoordelijk stelde. In het voetspoor van Charles De Coster pleitte Lemonnier voor een terugkeer naar ‘les souvenirs des anciennes forces flamandes’. ‘Onszelf zijn, of te gronde gaan’, de slogan waarmee het boek aanvangt, betekent dan ook ondubbelzinnig dat schrijvers en kunstenaars hun heil moeten zoeken in de traditie van de Vlaamse schilderkunst.

Dat is precies wat Verhaeren als dichter doet in zijn debuut Les Flamandes uit 1883. In het door Rubens geïnspireerde slotgedicht krijgen we een geïdealiseerde voorstelling van de Vlaamse vrouw als muze:

Zo ook, door lichamen en hun betovering,
Door volle boezems en door schitterogen overmand,
Verheerlijken wij u, de vrouwen van dit land,
Wier schoonheid ik als Ideaal van vlees bezing.

Een geheel andere schilderkunstige visie krijgt de lezer voorgeschoteld in gedichten die verwijzen naar de volksklassen op het Vlaamse platteland. Meer nog dan door het spreekwoordelijke ‘huishouden van Jan Steen’ of vrolijke familiefeesten bij Jordaens wordt Verhaeren geboeid door de koddige en soms liederlijke taferelen van een Adriaan Brouwer:

De een heeft nog veel trek, de ander laat een wind –
Nog hebben ze een maag, een balg en wellust zat,
Van pure levenslust. Ze kennen paal noch perk,
De oude meesters: gulzig, aards, recht voor z’n raap,
Hun Vlaamse schildersezel stond daar niet voor aap.
Na elke zuippartij maakten zij een meesterwerk.

Over de auteur

Emile Verhaeren (Sint-Amands, 1855-1916) was een Belgisch Franstalig dichter en geldt nog steeds als een van de grote namen uit de wereldliteratuur. Zijn vernieuwende poëzie, theaterteksten en kunstessays maakten van hem dé vertolker van het literaire, artistieke en sociale leven van de late 19de en vroege 20ste eeuw. Als symbolistisch dichter schreef hij uiteenlopende werken, zoals een vijfdelige cyclus over het Vlaamse vaderland, deze ‘zwarte trilogie’ en een groot aantal ontroerende liefdesgedichten. Zo kreeg de oorspronkelijk donkere poëzie geleidelijk aan een positievere invulling die getuigde van socialistisch engagement. Zijn veelzijdigheid leverde hem vriendschappen op met kunstenaars als Rodin, Rilke, Zweig en landgenoot Maurice Maeterlink. Met die laatste deelde Verhaeren in 1911 zijn nominatie voor de Nobelprijs voor Literatuur.

Stefaan van den Bremt (Aalst) studeerde Romaanse talen aan de Leuvense universiteit en de Parijse Sorbonne. Hij doceerde eerst Frans in het Sint-Lucasinstituut te Schaarbeek en later literatuur in het Muziekconservatorium en de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Ook was hij voorzitter van PEN Vlaanderen en de KANTL en is hij lid van de Maatschappij van de Nederlandse Letterkunde.
In 1968 debuteerde hij als dichter onder het pseudoniem Stevi Braem met de bundel Sextant en kreeg hiervoor de prijs voor het beste literaire debuut. Tot nog toe publiceerde hij vijfentwintig eigen poëzietitels. De verzamelbundel In een mum van taal (Lannoo, 2002) kreeg een vervolg met de bloemlezing uit eigen werk Krabbengang (Uitgeverij P, 2016), beide met een inleiding van Dirk De Geest. Najaar 2021 verscheen Schaduw lezen van de intussen tachtigjarige dichter. Tegelijk werd ook de cd Een ander liedje gepresenteerd, waarop zangeres Teike Vos oude en meer recente gedichten van de jarige vertolkt, aan de piano begeleid door componist Marc Michaël De Smet.
Het vertaalwerk van Van den Bremt beslaat intussen ruim vijftig boektitels. Uit het Frans vertaalde hij dichters als Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren, Charles Van Lerberghe, naast romanciers als Maryse Condé, Marie Gevers en Adolphe Nysenholc. Uit het Spaans: dichters als Nicolás Guillén, Octavio Paz, José Lezama Lima, Jaime Sabines, Pablo Neruda, Ramón López Velarde, Marco Antonio Campos, Juan Gelman en Juan Manuel Roca. Uit het Duits: poëzie van Bertolt Brecht, Franz Kafka, Christine Lavant, Richard Pietrass, Joseph Roth en Georg Trakl.
Van den Bremt heeft niet alleen generatiegenoten als Leonard Nolens, Stefan Hertmans, Miriam Van hee, Roland Jooris en Benno Barnard in het Spaans vertaald, maar ook de complete Liederen van Hadewijch.
Eigen poëzie van Stefaan van den Bremt verscheen in het Duits, Russisch, Frans, Engels, Italiaans, Spaans, Fins, Roemeens en Sloveens. Zijn werk leverde hem in 1983 een verblijf in de Duitse stad Mannheim als ‘Stadtdichter’ op naast literaire onderscheidingen in eigen land, zoals de Louis Paul Boonprijs in 1982 en in 1988 de Koopalbeurs voor Letterkunde voor zijn vertaling van de monumentale roman Ségou, De aarden wallen van Maryse Condé. In 2007 werd hem in de Mexicaanse stad Zacatecas de eerste internationale poëzieprijs Ramón López Velarde toegekend.

Recensies

Er zijn nog geen reviews.