Tussentij
Uit de stroming valt niet meer af te leiden of het water stijgt of daalt. Alle sluizen gaan open, ook van binnenuit stuwen de woorden. Ertussenuit, ervanonder, nat worden is onvermijdelijk.
Viaenes debuut Eistijden hakte driftig in op een niet te vatten verlies. De poëzie wrikte hier wat los, draaide daar wat open. Maar het tij viel niet te keren, de verbeelding slaat op hol. Langzaamaan driften ijsschotsen van elkaar weg. Daar staat hij dan, de dichter.
Het begon als een spel. Om ter snelst berichten op bierkaartjes de lucht in sturen. De wind wakkert aan, de vlieger is nauwelijks te houden. Hoe sterk ook het touw, na een tijd rafelt het. Rafelen tot het knapt.
Gelukkig zijn er foute manieren om de aandacht af te leiden.
Knipsel
Weg van elkaar
wij blazen kostbare jaren samen-zijn af
als waren het kartonnen kaartenhuisjes
wij staan op de splitsing met een verlies-
verleden waarin wij elkaar spraken over
nooit vergeten hoe wij dit zijn begonnen,
het badwater, kinderen van de rekening
toen was alles nieuw, kenden wij elkaar
nog niet en nu hebben wij elkaar te vlug
door en toch weten wij niet waarom het
niet meer kan/mag: weg zijn van elkaar
Over de auteur
Geert Viaene (Roeselare, 1963) is opvoeder, langeafstandsloper, straatmuzikant en dichter. Hij won in 2015 met het gedicht “En dan is alles anders” de tweede prijs in de prestigieuze Turingwedstrijd. In 2016 verscheen zijn debuutEistijden (Uitgeverij P). Gedichten van hem werden opgenomen in verschillende literaire tijdschriften waaronder Het Liegend Konijn, Absint, KLUGER HANS en in de bloemlezing Het Gezeefde Gedicht.
Nele Lambrichts – :
Als eindoordeel en samenvattend vind ik Tussentij een bundel die staat in de traditie van Vijfenvijftigers als Paul Snoek, Gust Gils en Hugues Pernath – zij het met een onmiskenbaar eigen geluid. Het is een bundel voor lezers die erin slagen door de soms overdonderende bijna barokke stroom van woorden, neologismen, associaties, gedachten, onomatopeeën, de soms emotionele menselijke en lyrische poëtische inhoud te vinden, een bundel die een emotioneel-intellectuele werkzaamheid vraagt , maar uiteindelijk voldoening biedt en ontroert.
Hans Franse, Meander
Nele Lambrichts – :
Gedichten als ‘Voor als het zover komt’ en het er onmiddellijk bij aansluitende ‘Op wie kan je rekenen als je botst op bevelen’ evoceren de onmenselijkheid van de nazikampen (…) en de manier waarop mensen van nu worden teruggeworpen op zichzelf als ze ermee worden geconfronteerd. En even indringend is het gedicht ‘Weg van elkaar’ (…), dat veelzeggend eindigt met deze bedenking: ‘nu hebben wij elkaar te vlug // door en toch weten wij niet waarom het / niet meer kan/mag: weg zijn van elkaar’.
Jooris van Hulle, Poëziekrant
Nele Lambrichts – :
De dichter roept ‘tussentij’ tot leven en schept een illusoir domein waar stilte (winter?) heerst en de vretende tijd tot stilstand is gekomen. Het is de taak van de bard om ook zonder woorden tegen de koude te blijven zingen: “ook al hebben we geen tekst, we blijven zingen // uit volle borst en nog net voor we verdrinken // trekken we de zon dichter en dichter naar ons / toe”. (…)
Op zijn manier zoekt Viaene (zie Goud dat je op de bodem vindt) ook het goud. Wij kijken toe: “verweesd lees je wat er staat / haaks op wat jij aan je oever vindt”. De slotstrofe (“je mag wel kopje onder gaan, zo / vind je je innerlijke gouden stem”) vertelt ons iets over de zoektocht naar een unieke wijze van uitdrukken.
Jacob Baert, Ambrozijn