Hinkelspel
Hinkelspel is de nieuwe bundel in het inmiddels omvangrijke oeuvre van Marleen de Crée. Een hinkelspel verloopt zoals onze gedachten: hink, stap, sprong. Daartussen bevinden we ons in wankel evenwicht, van het ene vakje naar het andere een steentje voortduwend op één been. De gedichten gaan over de zogenaamde hinkelende mens en zijn evenwichtsoefeningen, zijn falen en zijn lukken. Aan de lezer worden verschillende thema’s aangereikt waardoor hij wordt geprikkeld en aangemoedigd zich te verplaatsen in de verbeelding van de dichter en in die van zichzelf. Haar eigen ritme en woordenschat getrouw, geeft Marleen de Crée ook in deze bundel blijk van een krachtige, kritische en tevens muzikale manier van dichten. Intrigerend en betoverend Hinkelspel.
Knipsel
woorden houden hun mond.
ik kan hem niet beschrijven.
ik omhels hem in een verlate
gedachtensprong. de avondschemer,
dat moeizame gekruimel,
dat kan mijn vader niet zijn
al kon hij het. want waarover
nietwaar? wie? waarop?
hij ziet ons wat leven bedrijven,
wat fluisteren overdag.
hij werpt een blik in het gelach,
maar ziet daar ook niets blijven.
in ons hart slaan dezelfde
gevoelens hun tent op.
Over de auteur
Marleen de Crée (Bree, 1941) is dichteres en plastisch kunstenaar. Sinds haar debuut in 1969 heeft ze al een twintigtal dichtbundels gepubliceerd, die herhaaldelijk bekroond werden. Zo ontving ze onder meer de August Beernaert- en de Maurice Gilliamsprijs. Bij Uitgeverij P verscheen Bloedspiegel in 2002. Haar naar eigen zeggen 'meest gulle' bundel Vita Vita kwam uit in 2004 en de 'queeste' Sybilla in 2006. Over Vita Vita: 'Deze gedichten gebruiken onze taal op een ambachtelijk-eigengereide wijze, met een raffinement dat nergens maniërisme wordt, met een vernuftig woordgebruik dat rede en emotie tot synergie voert.' (Poëziekrant)
jancorbeels – :
Over Hinkelspel: gedichten & tekeningen:
‘De Vlaamse dichteres Marleen De Cree (1941) is vooral bekend om haar intimistische verzen. In deze bundel, die vooral gekenmerkt wordt door een sfeer van vervreemding, wordt duidelijk hoezeer ook geweld en agressie deel uitmaken van die zelfanalyse. (…) Verder behouden ook de beschreven relaties en herinneringen iets onrustwekkends. Dat alles wordt verlicht door de structuur van het vers, dat getuigt van een groot taalgevoel en vormbesef. Een boeiende, maar niet meteen toegankelijke bundel (…).’ (NDB Biblion, februari 2009)
‘Hinkelspel is een bundel waarin de reizigers van de onvoltooide tocht met elkaar geconfronteerd worden in het spiegelpaleis van hun bestaan. Die reizigers zijn een ‘ik’ en een ‘hij’, pseudo-personen in de poëzie, echte mensen in de realiteit. Hinkelspel is een bundel voor alle medereizigers op die tocht, zolang het hun gegund is.’ (De Poëziekrant, januari-februari 2009)
‘In een interview omschreef De Crée poëzie als ‘de klank en het woord (…). Poëzie gaat, als ze goed is, tot de essentie. Ze is de bloedstroom door de aders van het woord, ze brengt de zuurstof naar het hart van de mededeelbaarheid (…) Poëzie maakt de mens menselijker.’ En inderdaad, De Crée schrijft essentiële poëzie, – wat dat is? Dat is poëzie die het lijf van zuurstof en leeftocht voorziet. (…) De Crée zou een uitstekende kandidaat zijn voor een grote literaire prijs.’ (http://poezierapport.blogspot.com, geraadpleegd op 2/03/2009)
Over het gedicht Geveld uit de bundel Hinkelspel: gedichten & tekeningen:
‘De Crée verlegt de aandacht ook van de boom naar de (onbenoemd blijvende) mens: het leven als een hinkelspel, het leven dat uiteindelijk op slot gaat. De dood komt wanneer men hem niet verwacht.
Ook naar de vorm weet dit gedicht uitermate te bekoren. Er is de muzikaliteit van de verzen, die binnen het spel van de assonanties opklinkt. Er is het ritme, dat van vloeiend en harmonieus in het octaaf omslaat naar het staccato van een nerveuze wordenopeenstapeling in de slotstrofes. En in de hele bundel wordt bewust geen enkele hoofdletter gebruikt. Dat scherpt de aandacht van de lezer.’ (Tertio, 11 februari 2009)
jancorbeels – :
Over Vita Vita: ‘Deze gedichten gebruiken onze taal op een ambachtelijk-eigengereide wijze, met een raffinement dat nergens maniërisme wordt, met een vernuftig woordgebruik dat rede en emotie tot synergie voert.’ (Poëziekrant)