ISBN

978-94-92339-65-2

Paginas

192

Publicatiedatum

20/10/2018

 20,00

Alleen maar later

Auteur: Richard Foqué

Richard Foqué definieert poëzie als vechten met de taal, zich vrij maken van haar regels en elk woord wegen op de weegschaal van het zeggen. Het is de kunst van het schrappen eerder dan de kunst van het schrijven. Want het woord dat er niet staat is even belangrijk als dat wat er wel staat. Het is de kunst van het weglaten, van de suggestie en van het ongrijpbare. Daarom zijn volgens Foqué dichters de wapensmeden van de taal. Zij verkennen de grens tussen macht en onmacht van het woord voor het geschreven wordt. Zij zijn als het ware de magiërs die een irrationele wereld trachten te bezweren.

In zijn poëzie zoekt Foqué steeds maximale zeggingskracht met minimale middelen. Zijn bundels zijn sterk gestructureerde composities, waarbij ritme en cadans essentieel zijn, maar evenzo de metaforische gelaagdheden en de meerduidige lezing van de verzen.

Bert Bevers stelde deze Parnassusbloemlezing samen, die helder wordt ingeleid door prof. dr. em. Antoon Van den Braembussche.

Knipsel

En aan het einde verliest de taal het woord
de tijd zijn betekenis zelfs de herinnering
dat je ooit bent geweest
uit lucht gebeiteld
in de aarde geëtst
in een wereld zonder namen.

Wat rest zijn lijnen een handvol tekens
verdwaalde stappen langs een vloedlijn
getekend straks door water gewist
door de tijd verlaten.
Verdwijn in het landschap
kras een dier in de rots.

Over de auteur

RICHARD FOQUÉ (1943) is gewoon hoogleraar emeritus, ingenieur-architect en dichter. Als dichter debuteerde hij in 1967 bij De Bladen voor de Poëzie. Ondertussen verschenen van hem negen bundels, en werden zijn gedichten gepubliceerd in diverse bloemlezingen en literaire tijdschriften. Zijn gedichten werden vertaald in het Engels, Frans, Duits, Pools en Indonesisch.

Recensies

  1. :

    Brandstof voor de gedichten is een intuïtieve, bijna pijnlijke impuls om steeds weer de essentie, de kernervaring, ergens verder dan in het direct bereikbare te zoeken. (…)

    Je zou Foqués oeuvre tot nu toe als een oefening in existentialisme kunnen betitelen. En dan gaat het meer om een zoektocht dan om een oefening met uitzicht op een afsluiting. (…)

    In strak gecomponeerde reeksen gedichten, genummerd alsof het stukken zijn uit een omvangrijk en nog niet afgesloten dossier, geeft de dichter zijn denk- en dichtbewegingen in het domein van het vergeefse vorm. Het lijkt alsof alleen de vastlegging van onmacht nog een vaste waarde is om na te streven. (…)

    Op zijn hoogst persoonlijke manier reageert Foqué op de polsslag van een in meerdere opzichten onzekere tijd. Een dichter die de waarheid dicht. Het is geen gemakkelijke waarheid, maar zij beroert en ontroert in dit geval.

    Erick Kila, vrijzinnig antwerps tijdschrift

  2. :

    Ogen die staren en een glazen pijn tonen: het laatste ogenblik van iemands leven gevangen in een bevroren blik, die een toeschouwer zelfs ná dat ogenblik nog de ervaren pijn laat zien. Een toeschouwer die zich verscheurd weet door wat hij diep in zichzelf in zijn ander lichaam voelt. Een mooie weergave van de (Boeddhistische?) opvatting dat al wat leeft met elkaar verbonden is! De dood ook als een (wrede) verlosser: het moment waarop de schil van onze eenzaamheid wordt doorboord.

    Ivan Sacharov, Meander

  3. :

    Van de – vormvrije – gedichten kan iedereen genieten die bereid is het universum van de dichter binnen te zweven, dat gevuld is met jeugdherinneringen, landschappen, weersgesteldheden en godsbeelden. Een ontdekking voor lezers in Nederland, waar de dichter nauwelijks bekend is. 

    Louis Smit, NBD Biblion