Hij noemt alle boeken rozen
De roos: ze is van alle tijden. Haar symboliek heeft eeuwenlang dichters en prozaschrijvers geïnspireerd. Ze bezongen de liefde en de vergankelijkheid, de schoonheid en de dood. Zes hedendaagse dichters antwoorden op stemmen uit het verleden.
In de bloemlezing Hij noemt alle boeken rozen staan gedichten van Benno Barnard, Paul Bogaert, Johan de Boose, Stefan Hertmans, Roland Jooris, Peter Verhelst naast poëzie en proza van Oscar Wilde, William Shakespeare, Rainer Maria Rilke, Guido Gezelle, Hendrik Marsman…
Knipsel
(William Shakespeare – vertaling: Peter Verstegen)
Het maarts viooltje heb ik zo gelaakt:
'Lief diefje, waar vond jij die geur zo zoet?
Soms in mijn liefstes adem? Purper blaakt
Op je fluwelen wang, maar mijn liefs bloed
Diende tot verf waar jij die kleur mee maakt.
'k Verweet de lelie 't stelen van je hand,
Roof van je haar verweet ik majoraan,
De rozen zien mij, tussen doorns geplant,
Wanhopig wit of rood van schaamte aan.
Een derde, roze soort roofde van beide
En heeft zich zelfs je adem aangemeten,
Maar daarvoor is zij, hoe ze ook gedijde,
Moorddadig door een knaagworm doodgebeten.
Meer bloemen zag ik, maar niet een van al
Die niet zijn kleur of geur aan jou ontstal.
jancorbeels – :
‘Verder niks dan lof over deze selectie: poëzie en proza van een zeer verscheiden gezelschap.’ (De Houten Gong)
‘De zorgvuldige en afgewogen keuze, de variatie van thema’s om en rond het beeld van de roos geven het boek een bijzonder karakter. (…) Een bijkomende waarde van de bloemlezing bestaat erin dat de keuze van vertalingen mede wordt bepaald door een alert aanvoelen van het taalgebruik en de versificatie die met respect voor de originele teksten werd gerealiseerd.’ (Vlaanderen)