Aalst
in de luwte waar de vos de passie / en de wolf zijn kleine vrede preekt.
Op een zondagmiddag in 1962 of ’63 gaat dichter Stefaan van den Bremt samen met zijn broer voor het eerst op bezoek bij de auteur van Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. Boontjes oogopslag en zijn stem blijven hem bij: ‘het was de blik van een man die te diep in achterafsteegjes had gekeken, een blik die wat te véél wist en wat té veel wou weten, en een stem waarvan de rauwe klank alleen maar afkomstig kon zijn uit een of ander doorrookt staminee van de fabrieksstad Aalst.’
‘Zeg maar Louis,’ waren zijn eerste woorden, toen ze hem aanspraken als ‘meneer Boon’.
Ze brachten menige zondagmiddag door in die heldere kamer van huize Isengrimus. Daar spraken ze over de Nazareeër, over marxisme en het werk van Markies de Sade. Over de ontvoogding van de Vlaamse arbeidersklasse die, zo gaf de ‘tedere anarchist’ Boon toe, niet alleen te danken was aan de roden. Boon zou zijn eigen, tendentieuze versie van een verhaal uit Van den Bremts familiegeschiedenis later verwerken in De Kapellekensbaan.
Deels speelt die familiegeschiedenis zich af tegen de achtergrond van een woelig Aalst in tijden van oorlog. Dichter Van den Bremt werd er geboren, maar kon er niet blijven. Zijn Aalst is een bloemlezing uit eerder verschenen maar ook nog ongebundelde gedichten die hij over zijn geboortestad schreef, onder meer over de pijnlijke lotgevallen van zijn moeders neef Valéry De Vos, naar wie in Breendonk slaapzaal tien vernoemd werd. Over tante Pauline, die in haar Aalst van textielfabrieken en kinderarbeid als analfabete veel te vroeg groot werd. Over waarom hij niet kon blijven. Het is een antwoord aan Boon, een antwoord aan de geschiedenis die nooit op haar woord geloofd mag worden. Een legaat dat klemt, dat niemand claimt.
In een intrigerend nawoord laat Van den Bremt zijn eigen onderzoek weerwoord bieden aan de woorden van Louis Paul Boon. Samen met de gedichten geeft het deze bundel een uniek en heel menselijk perspectief.
Knipsel
Antwoord aan Louis Paul Boon
Nee, Louis, ik kon niet blijven
waar ik was. Jij die toch zelf,
jij die toch naar eigen zeggen
de vrouw met het verleden
bleef voor al die kwade kameraden,
moet dat verstaan. Al ben ik, zoals jij,
erbij gaan zitten – tussen twee stoelen –
zitvlees hadden jij noch ik. (Gezeten
hebben wij: in angst, met twijfels
en op hete kolen, in de boeken en
ik in de bak.)
Nee, Louis, je was
ernaast: ik was geen diplomaat.
Ik sloeg je goede raad die duur was
in de wind, ik wist ook niet waar
met jou en met mezelf te blijven
in de luwte waar de vos de passie
en de wolf zijn kleine vrede preekt.
(Kromzang, 2015)
Over de auteur
Stefaan Van den Bremt (Aalst, 1941) behaalde een licentie Romaanse filologie en is naast dichter en essayist een uitstekende poëzievertaler. In het verleden was hij werkzaam als leraar Frans in het Sint-Lucasinstituut te Schaarbeek, als docent literatuur in het Koninklijk Muziekconservatorium en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Verder was hij ook voorzitter van PEN Vlaanderen en KANTL en is hij lid van de Maatschappij van de Nederlandse Letterkunde.
Van den Bremt debuteerde als dichter in 1968 met de dichtbundel Sextant onder het pseudoniem Stevi Braem en kreeg zo de prijs voor het beste literaire debuut. Hij publiceerde tot nog toe meer dan veertig poëzietitels, waaronder zowel eigen bundels als vertalingen uit het Frans (o.m. Verhaeren en Maeterlinck), Spaans (o.m. Paz en Neruda) en het Duits (Brecht en Kafka). Zijn werk leverde hem vele prijzen op: zo kreeg hij de L.P. Boonprijs toegekend voor zijn hele oeuvre, de Koopalbeurs voor letterkunde voor zijn vertaalwerk en de internationale Poëzieprijs Zacatecas in Mexico.
Recensies
Er zijn nog geen reviews.