18,00

Eenzame samenzang

Auteur: Marc Dugardin Stefaan van den Bremt

Marc Dugardin verlangt van poëzie dat ze helpt om ‘beter te ademen’. Zijn werk vindt haar inspiratiebron in de muziek van befaamde componisten als Purcell, Schumann, Brahms, Alban Berg en Henri Dutilleux. ‘Luisteren is voor hem niet minder een ethische dan een esthetische houding. Hij is de dichter van het geduldige wachten. Op zoek naar een verzoening met de kindertijd, een nederige relatie met de natuur, een intense beleving van de vergankelijkheid, wil hij peilen wat hij als dichter in zijn mars heeft, wie hij is, op grond van wat hij over zichzelf weet, maar ook van wat ongrijpbaar blijft’, stelt vertaler Stefaan van den Bremt.

In deze mooie Eenzame samenzang bracht Stefaan van den Bremt de bundels Solitude du choeur (2002) en Fragments du jour (2004), samen met het ongebundelde Retour des choses.

Knipsel

de vogel
de zwarte ik heb hem gezien
hij is niet tegen de ruit aangebotst
hij is slechts neergestreken op de tak

en slechts om de strijkstok
de dolkstoten
het bloed
nog in de aders verborgen

harten die stilstaan
tegen de levensdraad in hoor ik jullie
kloppen

Over de auteur

MARC DUGARDIN (Watermaal-Bosvoorde, 1946) was eerst opvoeder van mentaal of sociaal gehandicapte kinderen, later lesgever en schooldirecteur. Tussen 1982 en nu publiceerde Dugardin reeds 13 bundels. Dichter STEFAAN VAN DEN BREMT (1946) is ook een begenadigd vertaler. In 1997 ontmoette hij Marc Dugardin op een poëziefestival in Quebec. Hij was meteen weg van zijn poëzie. In 2002 verscheen van zijn hand een eerste, goed onthaalde vertaling van Dugardins Hovenieren in vergetelheid bij Uitgeverij P.

Recensies

  1. :

    ‘Verzen die je bij het passeren eventjes aanraken zodat je onwillekeurig omkijkt. Verzen in de sfeer van de poëzie zoals die in China en Japan met een aquarelpenseel wordt aangestipt.(…) Poëzie als scherven gevonden in een oude graftombe, als het speelgoed waarmee de woonkamervloer bedekt lijkt als de kinderen zijn gaan slapen. En opnieuw een vertaling die het origineel volkomen recht doet.’ (in De Leeswolf, februari 2006)

    ‘Een fraaie bladspiegel: linksboven de (onberispelijke) vertaling van een strofe gevolgd door een rustpunt van veel wit als overgang naar het zuchtje van een verkleind origineel rechtsonder. Zo ontvouwt zich van bladzijde tot bladzijde een respiratoire cadans, een organische samenhang, waarbinnen het spanningsveld tussen licht en donker, leven en dood, zonde en vergiffenis, existentie en essentie, het menselijk tekort aanstippend, “een korte kreet / die uitsterft in de verte”, in minimale regels, veelal maar een, twee of drie woorden lang suggestief wordt opgeroepen.’ (in Nederlandse Bibliotheek Dienst, februari 2006)

    ‘Verzen die je bij het passeren eventjes aanraken zodat je onwillekeurig omkijkt. Verzen in de sfeer van de poëzie zoals die in China en Japan met een aquarelpenseel wordt aangestipt.(…) En opnieuw een vertaling die het origineel volkomen recht doet.’ (De Leeswolf, februari 2006)

    ‘Een fraaie bladspiegel: linksboven de (onberispelijke) vertaling van een strofe gevolgd door een rustpunt van veel wit als overgang naar het zuchtje van een verkleind origineel rechtsonder. Zo ontvouwt zich van bladzijde tot bladzijde een respiratoire cadans, een organische samenhang, waarbinnen het spanningsveld tussen licht en donker, leven en dood, zonde en vergiffenis, existentie en essentie, het menselijk tekort aanstippend, “een korte kreet / die uitsterft in de verte”, in minimale regels, veelal maar een, twee of drie woorden lang suggestief wordt opgeroepen.’ (Nederlandse Bibliotheek Dienst, februari 2006)

    ‘Al bij de eerste cyclus, “Fragments d’une élégie”, was het alsof de stilte in mijn oor fluisterde waarom poëzie zo naakt is als water en zo indringend als muziek. (…) Volgens de flaptekst verlangt Dugardin van poëzie dat ze helpt om “beter te ademen”. Ja, maar zijn poëzie is tegelijk adembenemend. Ze blijft naklinken, geeft haar eigen zang door.’ (Panternieuwsjes, december 2005)